Werken met de referentieniveaus? Hoe doe je dat?

Inleiding

Sinds dit schooljaar is het nieuwe onderwijsresultatenmodel in werking getreden. Het ‘leerlinggewicht’ is vervangen door de ‘schoolweging’. Deze maat doet meer recht aan de verschillen tussen de leerlingpopulaties van de scholen en hun specifieke onderwijsvragen. Het onderwijsresultatenmodel gaat uit van het werken met de referentieniveaus. Dat brengt vragen en uitdagingen met zich mee, want hoe doe je dat nu handig?

 

Allereerst de vraag: welke ambities stellen we voor onze leerlingen?

De inspectie heeft signaleringswaarden geformuleerd voor alle scholen in Nederland. Deze waarden zijn de absolute ondergrenzen die elke school zou moeten halen. Gelukkig lukt dat ook vrijwel elke school als het gaat om 1F.

In onze praktijk komen we echter regelmatig tegen dat te weinig leerlingen uitstromen met een 1S-2F niveau, in vergelijking met scholen met eenzelfde schoolweging, vooral bij rekenen en begrijpend lezen. Inzetten op het bereiken van het landelijk gemiddelde van vergelijkbare scholen is een goede ambitie om dit te voorkomen. Waar een school onder het landelijk gemiddelde van vergelijkbare scholen scoort, zou het (niveau van het) aanbod omhoog kunnen om recht te doen aan de mogelijkheden van elke leerling.

 

Hoe realiseer je dat?

Door in een context van een professionele kwaliteitscultuur vanuit hoge verwachtingen gericht aanbod aan te bieden op 1F en op 1S-2F niveau.

 

Hoge verwachtingen? Écht?

Het allerbelangrijkste is dat alle leraren hoge verwachtingen hebben van al hun leerlingen. Dat betekent zeggen dat je hoge verwachtingen hebt én uiten in houding, woord en gebaar: uitdagen, ondersteunen en vertrouwen dus. Te laag aanspreken, hoe goedbedoeld ook, zorgt voor steeds minder (erbij) leren.

Reflectievragen:

·       Hebben we écht hoge verwachtingen van al onze leerlingen? En hoe merken leerlingen dat?

·       Hoe praten wij over onze leerlingen?  (“Wij hebben nu eenmaal een moeilijke populatie” of: “Onze leerlingen kunnen alles leren”)

  

Kwaliteitscultuur

Een professionele kwaliteitscultuur is helpend om elk kind optimaal te laten uitstromen richting het VO. Waarom? Hoge verwachtingen van leerlingen hebben, impliceert ook hoge verwachtingen hebben van jezelf en van elkaar. Door samen te werken, elkaar te bevragen en te helpen waar nodig lukt het steeds beter om het onderwijs af te stemmen. Een goede manier is elke dag even terugblikken op je aanpak: wat was succesvol en kan ik delen met mijn collega’s en wat kan ik morgen beter doen?

Reflectievragen:

·       Hoe maken we zichtbaar dat we hoge verwachtingen van onszelf en elkaar hebben? Hoe houden we elkaar hier scherp op?

·       In welke mate durven we ons kwetsbaar op te stellen en te reflecteren op onze eigen aanpak, om hulp te vragen als we handelingsverlegen zijn?

·       Hoe delen wij successen en goede praktijken met elkaar? Wat kunnen we doen om nog beter samen te werken en van elkaar te leren?

 

 Concreet aan de slag

Deze reflectieve houding en hoge verwachtingen vormen een basis om concreet aan de slag te gaan.

Gericht aanbod op 1F en 1S-2F niveau

a.       Start met kennis van de cruciale leerdoelen op 1F niveau en op 1S-2F niveau. Verdiep je in het verschil tussen 1F en 1S-2F opgaven. Er zijn allerlei publicaties waarin dit onderscheid helder wordt en de actuele methodes brengen dit onderscheid ook goed in beeld.

b.       Leg de 1F en 1S-2F doelen naast de leerlijnen uit het aanbod.

Vraag jezelf af:

·       Bied ik voldoende 1S-2F doelen aan? Aan welke leerlingen?

·       Wat ben ik geneigd te laten liggen? En welk soort doelen zijn dat (1F – 1S-2F, taaldoelen – rekendoelen)?

·       Wat betekent dit voor mijn leerlingen en voor wat mij te doen staat?

c.       Tot en met eind groep 5 volgen alle leerlingen het basisaanbod en streef je naar een zo hoog mogelijke beheersing daarvan. Geef niet te snel maatwerk met lagere (beheersings-)doelen. Je kunt kinderen daarmee onbedoeld kansen ontnemen op de uitstroom die bij ze past. Voor kinderen met een uitstroom HAVO en hoger, en liefst ook voor uitstroom VMBO-GT, geldt dat het basisaanbod bestaat uit doelen op 1S-2F niveau.

d.       Zorg ervoor dat nog openstaande leerdoelen in de leerstof snel bijgewerkt worden. Plan bijvoorbeeld vrije blokjes in het rooster. Zo kan snel een korte (pre-) instructie ingepland worden, zodat de leerlingen bij de volgende les weer kunnen aanhaken en voorkom je dat op een onvoldoende stevige basis wordt doorgebouwd.

e.       Let bij de analyse van de M- en de E-toetsen op de terugzakkende leerling uit niveau I en II. En op alle leerlingen die de gemiddelde vaardigheidsgroei niet doormaken binnen hun eigen niveau. Na een goede analyse en vertaling in een aanpak kan elk kind zich optimaal t.o.v. zichzelf blijven of gaan ontwikkelen.

f.        Vanaf E6 komt er steeds meer zicht op hoe de leerlingen staan ten opzichte van de referentieniveaus. Wie heeft 1F al gehaald, wie bijna, wie moet doorgroeien naar 1S-2F? Nogmaals, steek niet te snel te laag in. Betrek hierbij reflecties op de kwaliteit van het geboden onderwijs en de kansen die de leerling had om daarvan te profiteren, naast informatie uit verschillende bronnen zoals LVS toetsen, methodetoetsen en observaties-gesprekken.

g.       Wanneer je merkt dat leerlingen zich niet naar verwachting ontwikkelen, kijk dan vooral naar de leerlingen die het verst van 1F af zitten en de leerlingen die net onder 1S-2F zitten. Vergelijk de toetsuitslagen van Rekenen, Begrijpend Lezen en Spelling voor deze kinderen en bepaal welke doelen nog aandacht nodig hebben. Maak vervolgens een plan om met de leerlingen aan de openstaande doelen te werken zodat elk kind zo dicht mogelijk bij het gewenste referentieniveau uitkomt.

 

Organisatie

In groep 7 en 8 kun je vervolgens gericht aanbod bieden op de uitstroomniveaus. Denk voor een handige organisatie daarbij ook eens buiten de huidige organisatiekaders, maar voorkom wel een indeling in vaste ‘niveaugroepen’. Leerlingen kunnen veel van elkaar leren en het is mooi die kracht te blijven benutten.

Reflectievragen:

·       Kies je per groep of per jaar kiezen voor de best passende leerkracht (per vak)?

·       Heeft deze groep leerlingen een instructiekoning(in) nodig, of juist meer een begeleider?

·       Welk teamlid kan het best welke rol vervullen?

 

 Tot slot

Alle scholen willen hun leerlingen door laten stromen naar een voor hen passende plek in het Voortgezet Onderwijs. Het werken met de referentieniveaus helpt bij het realiseren daarvan. Wij wensen jullie daar veel succes bij.

Wil je meer weten of iets vragen? Neem dan contact op via de website.  

Carolien van Dijk